Laatste nieuws
-al het nieuws over Kees Torn
Bio.txt
Op school schreef Kees Torn (Oostburg, 1967) al tekstjes die hij aan vrienden uitdeelde om hen aan het lachen te krijgen. Hij had voor de rector redenen
voor zijn te laat zijn op rijm gezet. Na een korte tijd op het conservatorium te hebben doorgebracht, bezocht hij enkele jaren de Rotterdamse
Akademie voor Beeldende Kunsten. Een klasgenote met wie hij 'altijd onzin maakte' en 'over dezelfde dingen moest lachen' ontdekte dat hij wel eens teksten
schreef. Zij vond ze leuk en haalde hem in 1991 over er op een Open Podium in Theater Zuidplein in Rotterdam samen iets mee te doen. Daar ontdekte hij hoe
heerlijk hij het vond om op te treden voor een publiek. Datzelfde jaar deed hij, als de helft van het duo 'Kees en ik', mee aan het
Groninger Studenten Cabaret Festival en won daar tot vooral zijn eigen verbazing de persoonlijkheidsprijs. In 1994 wint hij, aangemeld door het bevriende
theaterduo Basterd met zijn latere regisseur Onno Innemee, in zijn eentje het Leids Cabaret Festival 1994.
Ruim een jaar later maakt hij zijn solo-debuut met 'Laat maar laaien': Een stoffige, aarzelende man met een lange versleten regenjas en iets te korte
broekspijpen verhaalt over de vele tegenslagen in de studie, in de liefde, met de duiven die zijn balkon onderpoepen. Af en toe maakt hij ook een melig
grapje: "Ik heb hier een dichtbundeltje, maar op de piano ligt gelukkig een open bundeltje". Visuele grappen, leuke terzijdes, amusante monologen,
absurdistische sketches, onderhoudende gesprekjes met zijn publiek en taalkundige nonsensversjes. De critici zijn vol lof over zijn maffe soort humor,
de vreemde visuele vondsten en "grote aandacht voor vormaspecten als metrum en rijm". Met inventieve rijmschema's maakt hij ingewikkelde
maar goedlopende zinnen. Soms handhaaft hij een heel lied lang hetzelfde rijm. Zoals in het lied 'Tand door m'n lip':
Nu ben ik zo suf en onhandig niet meer
Behalve als ik me niet concentreer
Dan kan het, terwijl ik m'n teennagels knip
Dat ik één of twee van m'n tepels bezeer
Of dat ik vernis op m'n boterham smeer
Een tangetje aan m'n soldeerbout soldeer
De as van m'n peuk in m'n whiskeyglas tip
Of diep in m'n kuit snij terwijl ik me scheer
Torn heeft een soort natuurlijke timing. Hij kan lange stiltes laten vallen, die hij met een geestige opmerking opvangt. Zo reageerde hij na een lange
stilte op een reactie uit het publiek met "Ik verzin zometeen wel iets adrems".
In 'Laat maar laaien' maakte hij toespelingen op leven en werk van Drs P. met wie hij veelvuldig wordt vergeleken. Zelf noemt hij het werk van de
doctorandus een openbaring. Sindsdien is hij zelf metrische en perfect rijmende teksten gaan schrijven.
In april 1997 krijgt Torn van de jury van de Annie M.G. Schmidtprijs een eenmalige orginaliteitsprijs voor de liedjes uit zijn programma 'Laat maar laaien' en fl 2,500
om te investeren een cd-opname. Die opname laat echter vooralsnog op zich wachten. Volgens Torn omdat hij nogal lui is op dat gebied. In 1999 wint hij zelf de
Annie MG Schmidt-prijs voor het beste theaterlied voor zijn lied 'Streepjescode'.
Lees hier verder.
In 2005 wordt hij met 'Doe mee en win' (zijn zesde programma!) genomineerd de Neerlands Hoop, de prijs voor de cabaretier
met een opvallend programma of een cabaretier die een opvallende ontwikkeling heeft doorgemaakt.
Voor zijn programma 'Dood en verderf' ontvangt hij in 2007 een andere grote prijs, de Poelifinario, de prijs voor de kleinkunstenaar of het kleinkunstgezelschap
met het indrukwekkende programma van het seizoen. "Op zijn eigen nonchalante en soms zelfs wat onbeholpen wijze, maar met een bloedstollend mooi slotlied (over
het doodgeboren kind van een vriendin), maakt Torn allerlei aspecten van de dood bespreekbaar in superieure liederen (met gewiekste allusies op klassiek en
kleinkunstig repertoire), conferences en verhalen", aldus de VSCD jury.
In 2008 maken Kees Torn, Theo Nijland, Jeroen van Merwijk en Maarten van Roozendaal de voorstelling 'De Bende van Vier', een co-productie van De Kleine Komedie en de VARA.
Een unieke, gezamenlijke voorstelling van de beste liedjesmakers van Nederland. Een registratie wordt uitgezonden op televisie, kom daar tegenwoordig nog maar eens om met liedjes,
laat staan cabaretliedjes. Ook verschijnt er een DVD.
Met een laatste uitverkochte voorstelling van zijn programma 'Loze kreten' maakte Kees Torn op 5 mei 2012 in het
Oude Luxortheater in Rotterdam een einde aan zijn cabaretcarriere. Ruim twintig jaar heeft hij
opgetreden als cabaretier en maakte in die tijd negen avondvullende programma's. Daarvan vormen de eerste letters
het acrostichon 'LAPMIDDEL'.
Torns solo-theateroeuvre is verzameld in de DVD-box 'Een ommetje met Kees Torn', met bonus-CD.
Tot opluchting van veel cabaretliefhebbers gaat hij in het seizoen 2015-2016 opnieuw de theaters in, ditmaal
als duo samen met zijn regisseur Onno Innemee. De reprise wordt echter op het laatste moment afgelast.
Over 'Dood en verderf'
Zijn impresariaat heeft hem dit keer vergeten te verboden om het over zijn
favoriete bezigheden te hebben: whiskey drinken, sigaren roken en verliefd zijn.
Toch heeft Torn heeft voor zijn zevende programma gekozen voor een geheel ander
onderwerp: de dood. Het viel hem namelijk de laatste tijd op dat hij van de ene
begrafenis naar de andere crematie gaat en daar behoorlijk murw en cynisch van
werd. Toch is Dood en Verderf een vrolijke voorstelling waar veel om te lachen
valt. Torn weet als woordkunstenaar regelmatig te verbazen met zijn vindingrijke
teksten en onverwachte rijm.
Door het gekozen onderwerp van de dood komt Torn hier en daar toch in gebaande
paden terecht. Zo wil hij nu bloemen en nu horen wat voor goed mens hij is en
niet pas bij zijn begrafenis, iets wat Harrie Jekkers al zong in 'Nu ik nog
leef'. Hij begeeft zich bewust op zo'n pad met het voorlezen grafschriften,
zoals Fons Jansen dit vroeger deed. Die van Torn zijn echter zo hilarisch
(Lenny Kuhr) en goed gevonden (de electriciën), dat je het hem onmiddellijk
vergeeft. Torn doet aan bronvermelding. Het eerste grafschrift dat hij leest
is van Fons Jansen. Zo worden er meer collega's genoemd: Erik van Muiswinkel,
Hans Dorrestijn, Drs P, Jochem Myjer en Jules de Corte. Zelfs zijn regisseur
en collega-cabaretier Onno Innemee krijgt een plaagstootje. Ook brengt hij een
ode aan de eerder dit jaar overleden cabaretier Bert Klunder.
Hoogtepunten zijn de eerdergenoemde grafschriften, het lied met de laatste woorden,
manieren om lullig aan je einde te komen en de recensies van begrafenissen. Het
verhaal rond het overlijden van zijn vader voelt nog niet helemaal uitgewerkt.
Er wordt gerefereerd aan een emotie die eigenlijk pas later zichbaar wordt
wanneer Torn zingt over het overlijden van het pasgeboren kindje Josefien. Dit
slotlied wordt uiterst serieus gebracht en is een indrukwekkend en gevoelig slot
van de voorstelling, waarbij ik diverse waterige ogen in het publiek zag. Verder
een pluim voor de mooie subtiele belichting. De projectie van de graven op het
podium is een mooie vondst, al mis je die al snel met een verhoogd podium.
Tijdens de premiere was wel duidelijk dat aan het programma nog volop wordt
gewerkt. Torn had zijn nummers nog niet geheel in de vingers wat een paar
onopzettelijke haperingen opleverde. Maar nu al levert hij een uiterst genietbare
voorstelling met 'Dood en verderf'.